maandag 3 oktober 2022

Ria de Arousa-Ria de Pontevedra en terug naar Ria de Vigo

In de krant lezen we dat in heel Spanje het weer onder invloed is van storm Daniëlle. Op sommige plaatsen vallen megagrote hagelstenen. Hier in Riveira hebben we drie dagen harde wind en regen. Gelukkig is het ‘s middags steeds droog, zodat we wat kunnen ondernemen. 

Pedra de Ra
Castro de Cidá






Over vlonders langs de kust naar Aguiño, en lopend over het megalithische park van San Roque, met een dolmen en petroglieven  naar Pedra de Rá, en het Castro de Cidá, beide laatste met een megamooi uitzicht op alle kusten rondom, waaronder die van Corrubedo. Helaas trekken er wolken over  zodat het uitzicht af en toe wat nevelig is.

rotstekening

Als het weer verbetert verkassen we naar een ankerplekje waar we eerder lagen, bij Punta  Luciás. Daar heb je een veel mooier uitzicht dan in de haven. 


De dagen erna fietsen we met heerlijk weer eerst naar Corrubedo, en dan naar het Parque Natural in de baai van Corrubedo, met twee lagunes, een wandelend duin en een schitterend strand waar haast niemand is. Het is qua fietsen wel een heftige tocht! Bij de vuurtoren van Corrubedo heb je prachtig zicht op de ruige zee, en op Finisterre in de verte. Hier aan de kust worden percebes verzameld, een schaaldier dat in Spanje een dure delicatesse is. Duur, omdat deze zogenaamde eendenmosselen zich hechten aan de rotsen waar de golven op beuken; de vissers moeten zich dus vastketenen om ze te kunnen oogsten. Een gevaarlijk klusje!




We vragen ankervergunning aan voor het Isla de Sálvora, één van de Islas Atlanticas de Galicia. Die krijgen we per kerende post. We liggen er prachtig voor het pazo dat ooit van de aristocratische familie was die het eiland bezat. 


Nu woont er niemand meer, maar er lopen wel vier parkopzichters rond. Als we via een steigertje aan land gaan, komt één van hen vertellen dat de wandelroute naar het verlaten dorp gesloten is. Dus wandelen we de andere route naar de vuurtoren. Het eiland is enorm ruig, een en al rots. Helaas draait ‘s nachts de  wind naar het noordoosten en trekt aan. Het is een enorm gebeuk en geklots van de golven op de boot, en we doen nauwelijks een oog dicht. Dan maar door naar San Vicente do Mar, op het schiereiland van O’Grove. Vanuit onze ankerplaats voor het strand heb je alle kanten op schitterend uitzicht, maar vooral op het Isla de Ons. Dat gaat, als alles meezit, onze volgende stop worden. San Vicente is met name een vakantieoord, met het megastrand La Lanzada, het echte dorp is San Vicente do Grove. Daar fietsen we doorheen op weg naar O’Grove zelf. Omdat vandaar de nodige veerboten naar de eilanden verrekken, is er het nodige te doen. Vanwege mijn verjaardag een luxe lunch met gefrituurde vis. En met albariño natuurlijk. Van daar kun je via een brug naar het chique eiland La Toja, voorheen een balnéario. Er wordt nog steeds zeep geproduceerd (thuis ontdekken we dat Lei scheerzeep van La Toja heeft; nooit opgevallen natuurlijk). En er staat een geheel met schelpen bedekte kapel. Voor de liefhebbers is er een prachtige golfcourse. 

parkje op La Toja

Capilla de las conchas ("schelpen")

Een dag erna proberen we meer langs de kust te fietsen. Gaat gigantisch op en neer, en vaak via wandelweggetjes, waar we ons door het mulle zand heen moeten werken. Het is wel ontzettend landelijk, met rustige strandjes tussendoor en prachtige kapen. Zoals Con do Negro. Wat een indrukwekkende rotspartijen, schitterend! 


De weersomstandigheden lijken een bezoek aan het Isla de Ons mogelijk te maken. Het is maar 5 mijl er naar toe vanaf San Vicente. We liggen er alleen voor het Praia de Melide. In tegenstelling tot de andere Islas Atlanticas is Ons bewoond. Er zijn zelfs twee restaurantjes. We wandelen eerst de noordroute van zo’n 8 km. Die gaat flink omhoog, en geeft prachtig zicht op de ruige westkust. Ook kom je vlak langs de vuurtoren.


praia de Melide

de vuurtoren van Ons

schildpadrots


De zuidroute is nog wat afwisselender. Bij een miradoiro heb je zicht op het eiland Onza, ten zuiden van Ons. Verderop is het Burato do Inferno, een met legendes omgeven gat in de rotsen waar onderin de zee binnenkomt. Het hele eiland is ontzettend leuk, en het ziet er allemaal heel verzorgd uit. 

burata do Inferno


De volgende dag, als we willen vertrekken, komt de bemanning van een Engelse boot die daar inmiddels ook ligt, vragen of ze ons doghouse mogen bekijken. Ze willen iets dergelijks op hun eigen boot laten bouwen. Dan op naar Portonovo, in de Ria de Pontevedra. Een lekker zeiltochtje. Het gaat volgens de voorspellingen hard waaien uit het noorden, en we ankeren dus in een beschutte baai aan de hoge wal, de Ensenada de Canelas. Maar het aan de kant gaan met de bijboot blijkt nog niet zo eenvoudig: we zijn flink beladen, o.a. met onze fietsen, en moeten door een flinke branding heen. Alles en iedereen zeiknat dus. Maar dat droogt vanzelf. Naar het noorden, richting San Vicente, bevindt zich op een rotsachtig uitsteeksel in zee de 12e eeuwse Ermida de Nosa Señora da Lanzada. Er komt net een bus aan met toeristen, maar die zijn redelijk snel weer vertrokken. Het is een prachtig kerkje, op een bijzonder plekje. Vlakbij ook nog een castro uit de 10e eeuw. 


Terug fietsen we nog naar de Cabo de Montalvo. De volgende dag gaan we daar vanuit onze ankerbaai wandelend naar toe. We volgen hier vaak, ook op de fiets voor zo ver dat gaat, de Ruta van Padre Sarmiento, een wandelroute langs de kust van in totaal 190 km dwars door Galicië. Deze padre liep hem in 1745 als een soort alternatieve camino de Santiago. Je komt zo in elk geval op prachtige plekjes ver weg van de gebaande paden. 



In de baai van Canelas worden we twee keer gecontroleerd op onze papieren, één keer door de kustwacht, en één keer door de douane. Wat een activiteit ineens. Maar goed, je ligt natuurlijk wel aan een buitengrens van Schengen.

Maandag de 26e verlaten we Portonovo. Om wat te oefenen zeilen we eerst een flink stuk aan de -zeer vlagerige- wind naar het noorden. Bij de kop van Ons maken we een stormrondje en keren om. Het gaat steeds harder waaien, en ook de golven zijn zich flink aan het opbouwen. Zo’n voordewindse koers is dan redelijk onstabiel. Voor Ciés pakken we het grootzeil in, en gaan we verder op de genua. Ook nu halen we nog snelheden van boven de 6.5 knoop. Zo stuiven we de Ria de Vigo in, en laten uiteindelijk voor Moaña, vlak tegenover Punta Lagoa, het anker vallen. Het idee is om hier de Ruta del Rio Fraga te lopen. Langs de route, van zo’n 10 km., liggen 30 min of meer gerestaureerde watermolens. Het blijkt een prachtig riviertje, en de omgeving is wildromantisch. Je stijgt tot zo’n 400 meter. In het bovenste stuk is de  bewegwijzering alleen wat minder, dus we hebben moeite om de lus terug te vinden. Maar dankzij Komoot, en een hulpvaardige jonge natuurvorser mét topografische kaart op zijn Ipad komt het goed. 



Voor woensdag en donderdag wordt regen voorspeld, dus we steken de ria over en meren af op ons vaste stekje in Punta Lagoa. Van daar uit maken we nog een tochtje tot aan de Ciés-eilanden. Het eerste stuk met slakkengang, zo’n 2,5 knopen, dan aan de wind met flinke gang tot Ciés, en op de terugweg halen we met halve wind meer dan 8 knopen snelheid. Daar houdt ie wel van, onze Kristoffel!

Daarna is het opruimen en winterklaar maken. Het is uitstekend weer, met weinig wind, dus de voorzeilen eraf halen is geen probleem. Het nieuwe huikje voor het grootzeil, in Turkije gemaakt, past prima. Het erop zetten kost wel de nodige uurtjes. De watertanks schoonmaken (Lei) is een rotklus, maar blijkt wel nodig.  En zo is er nog een rijtje klussen af te werken. ‘s Middags fietsen of wandelen we nog wat. 

Al met al hebben we niet heel veel gezeild, maar des te meer gefietst en gewandeld. Zo hebben we heel wat uithoeken van drie ria’s (Vigo, Pontevedra en Arousa) verkend. We hadden nog wel naar Finisterre gewild en de ria de Muros, maar in dat gebied waren rond deze tijd steeds de nodige aanvallen van orca’s. Er zijn heel wat boten met een beschadigd of geheel verdwenen roer de diverse havens binnengesleept. Hier staan er ook twee. Je weet niet wat je ziet! 

Op dit moment zijn er weer dagelijks ‘attacks’ (mag je van Orca Iberica niet zeggen, je moet het over ‘interactions’ hebben) meer naar het zuiden, tussen Sesimbra en Sines, en ook weer in de Straat van Gibraltar.

Voor ons is het nu einde vaarseizoen. Volgend jaar verder, we zien wel waar naar toe!

maandag 12 september 2022

Ria de Arousa

De 21 mijl naar de Ria de Arousa leggen we overwegend zeilend af. Eventjes moet de motor bij. In de baai van Pobra do Caramiñal laten we het anker vallen. Een leuk plaatsje, met een prachtig oud gedeelte rond de kerk. 


De volgende dag doen we maar gelijk de wandeling naar de “piscines naturales”, hele mooie natuurlijke poelen in de rio Piedras. Helaas heeft op de hellingen er rond omheen een grote brand gewoed.





De dag erna regent het ‘s ochtends. We hadden met de bijboot brood willen halen, maar dat is nu niet erg aantrekkelijk. Dus wordt een pannenkoek gebakken met de zelf geplukte vijgen. We verzamelen hier sowieso het nodige: bramen, druiven, appels, tamme kastanjes, perziken, en vijgen dus. Prima ontbijtje in elk geval!


Het wordt toch weer droog, en we fietsen langs de kust naar Escarabote  in het noorden van de ria. Voor zo ver dat gaat fietsen we de route van de camino. Een dag later, langs prachtige stranden via Palmeira naar het zuiden, naar Ribeira. 


Zicht op Palmeira

Overal langs de kant, én in het water, enorme rotsblokken. Daar staat deze ria om bekend: je kunt er absoluut niet vrijuit varen. Bovendien zijn de kaarten op dit punt ook niet altijd accuraat. 

Zie je in Galicia een zwarte truck, dan kun je beter maken dat je weg komt. Daar komt namelijk een overdekt podium uit, en dat betekent dat er een fiësta aan zit te komen. Vaak met harde muziek van 11 uur ‘s avonds tot een uur of 6 ‘s morgens. Nou, hier staat er één. En dat klopt, want zondag is de romería de la Virgen de Guadeloupe. De kerk staat een dorpje verderop. Vrijdags beginnen ze al te repeteren, en ‘s avonds gaat het los. Afgrijselijke muziek. Nu gaan we zaterdag sowieso verder, want we hebben een haven geboekt in Cabo de Cruz. Na twee weken ankeren willen we wel even schoon schip maken, en genieten van de faciliteiten van een haven. Zoals stroom van de wal. Bovendien gaat het nogal stevig waaien. Ankeren op zich is dan niet echt problematisch - ons anker houdt zich in het algemeen prima, ook in ruig weer - maar het is vaak heel lastig om met de bijboot (droog) naar de kant te komen, zeker als er flinke golven staan. 

De marina van Cabo de Cruz is prima. Alles tiptop in orde, fris, leuk gelegen. En goedkoper dan andere, veel minder verzorgde marina’s. Je kunt er een flink stuk langs de kust fietsen, langs de aan de strandjes gelegen authentieke visserswoningen, een natuurgebied, een oude, nog actieve scheepswerf, en een strand waar ze viveiros bouwen. Het is er extreem rustig. Sowieso is goed te merken dat de zomervakantie ten einde is. Op het strand, zo ongeveer in de zee, een cruceiro waarop o.a. de heilige Jacobus.


In de buurt van Cabo de Cruz

De weersvoorspellingen kloppen, en sinds zondag waait het megahard. Met ook nog een flinke plens water. Zo te zien is storm Danielle de boosdoener. Maar al met al slagen we er toch in te wandelen (in de zon, en gelijk warm) en te fietsen (wel drie keer op één dag drijfnat geworden). Het tochtje naar het “lochhead” (Komoot voert ons over leuke secundaire weggetjes) brengt ons eerst naar het schiereilandje waar het Castro de Neixón op ligt, met een grote en een kleine nederzetting uit 2e/3e eeuw BC. Een prachtige, afgelegen plek. 



Eenmaal over de brug buigen we af naar de petroglieven en de kapel van Bealo. Van die petroglieven is niet veel te zien, maar het is er enorm landelijk.

Inmiddels liggen we - met prima weer - voor anker op het Illa de Arousa, bij Punto Caballo. Een heel idyllisch ankerplekje, we lagen hier vier jaar geleden ook. Uitzicht op de vuurtoren, waar een prijzig restaurant in schijnt te zitten, én op een rots in de vorm van een kikker. 




Over de brug die het eiland met het vasteland verbindt fietsen we naar Cambados, dat over water niet te bereiken is vanwege de vele ondieptes die er voor liggen. Een leuk stadje met een prachtig plein, het Praza de Fefiñans, met gelijknamig Pazo, en de San Benito kerk. In het pazo zit nu een bodega waar de voor deze streek beroemde albariño gemaakt wordt.  We lunchen bij Marie José met mosselen en gefrituurde calamares  en natuurlijk zo’n glas heerlijke witte wijn (kost hier €1,90 , kom daar maar eens om in Nederland). Terug bij het pazo staat er een stoet tractoren met aanhangers, de kisten erop vol met witte druiven. Het is natuurlijk volop oogsttijd. 





restaurante Marie José

Een dag later, weer via allerlei lokale weggetjes, naar Villagarcia de Arousa. De terugweg leggen we zo veel mogelijk langs de kust fietsend af. In Villaxoan zien we de bekende zwarte tent staan. En ja hoor, een fiesta. Het is er ongekend druk. 

In Villagarcia de Arousa


Op het Illa de Arousa zelf doen we ook nog alle rondjes die er te maken zijn. O.a. naar het in het zuidelijk deel gelegen natuurgebied, O Carreiron. Overal afgelegen strandjes, en rotspartijen, waarover het leuk klauteren is.




Morgen gaan we door naar Santa Uxia de Ribeira, in het zuidwesten van de ria. Weer even een haven in, want de weersvoorspellingen zijn niet fantastisch. Als je trouwens op MeteoMarine zoekt naar het weer van Santa Uxia, of van Ribeira, vind je niks, terwijl overal op de kaarten staat dat het daar zo heet. Uiteindelijk kun je het vinden onder Santa Eugenia de Ribeira. Onder de Spaanse naam dus, Santa Uxia is Gallicisch. Je moet het maar weten!