vrijdag 27 augustus 2021

Mallorca, en terug naar het vasteland

De tocht van de kop van Ibiza naar de zuidwestpunt van Mallorca (58 mijl) leggen we zeilend in 10 uur af. In het begin gaat het hard, maar tegen het einde is de vaart er uit. Als eerste ankerplaats hebben we Portal Vells uitgezocht. Vrij vol als we arriveren, maar zoals gebruikelijk loopt de baai tegen de avond leeg. Erg leuk plekje, met zicht op een grot. Maar omdat we Palma de Mallorca willen bekijken verhuizen we de volgende dag naar Portals Nous, in het noorden van de baai van Palma, die trouwens megagroot is.

In Puerto Portals hebben ze een fijn nieuw ponton gemaakt naast de ankerplaats waar je voor 5 euro per dag je dinghy kunt achterlaten. Reuze handig als je je fietsjes en andere spullen moet uitladen.

In ruim 1 uur zijn we in Palma, fietsend langs baaitjes en  een stuk of 6 jachthavens. Het schijnt dat hier de grootste vloot aan boten van de hele Middellandse zee ligt. Veel megajachten uiteraard, met een complete staf erop. De totale waarde bedraagt een astronomisch bedrag. Wij fietsen er gewoon lekker langs. De baai van Palma de Mallorca zelf is trouwens prachtig. ’s Middags zien we zeilwedstrijden, er wordt om de Copa del Rey gestreden.


De kathedraal, in de volksmond vaak La Seu genoemd, staat vlak aan het water, in het Parque del Mar. Hij is gigantisch van buiten, maar binnen best intiem. Er is veel aan gerestaureerd, o.a. na een aardbeving, en begin 20e eeuw heeft Gaudi binnen allerlei veranderingen aangebracht: een modernistische kapel, een heel apart stuk boven het hoofdaltaar, en drie ronde glas-in-lood ramen. Naast de kathedraal het koninklijk paleis La Almudaina. Zijn we niet in geweest. De oude stad is erg de moeite waard, smalle, kronkelige straatjes, de nodige kerken, een klooster, de ramblas, en zien heel veel gebouwen die erg de moeite waard zijn. We bezoeken ook nog de Arabische baden, een van de weinige overblijfselen uit de Moorse tijd.



We steken de volgende dag de baai over naar het zuidoosten. De wind is zo waar ZW, dus het hele stuk is bezeild. We ankeren naast de haven van Sa Rápita/La Rápita, voor het strand van La Trenç, volgens de pilot het mooiste strand van Mallorca. “Sa” is trouwens Balearisch, een variant van het Catalaans. Maar ieder eiland heeft dan weer zijn eigen variant, zoals bijvoorbeeld het Mallorqui, het Eivissenc en het Menorqui. In elk geval vind je overal eerst de aanduiding in het Balearisch, en dan in het Spaans. Na een wandeling langs de kust, en een heerlijke rijst met inktvis in de haven verderop
gaan we de volgende dag verder, ondanks de voorspelde stevige NO wind pal tegen. Het wordt dus geen pleziertochtje, het is stampen op de motor, we duiken regelmatig de golven in, en bij de kaap (en dat is maar een kleintje) liggen we zowat stil. We zetten toch maar door, en varen na 4 uur de haven van Portocolom binnen. In de monding een bootje van de ‘vigilancia del fondeo’. Daarover had ik al op Navily (een website voor en door gebruikers met info over havens, ankerplekken enz.; heel handig!) gelezen. Het meisje in de boot komt ons helpen ankeren, zodat we niet op posidonia komen te liggen (Posidonia oceanica blijkt trouwens alleen in het Middellandse zeegebied voor te komen, en is kennelijk erg belangrijk voor het milieu). Ze dirigeert ons naar een plek met zand redelijk ver van waar de andere boten liggen. Dáár moet het anker vallen. Zo gezegd, zo gedaan. De ketting mag niet te lang zijn, want dan gaat ie over het zeegras slepen. Ok. Vervolgens kijkt ze door een soort trechter met glazen bodem naar het anker. “Perfecto”, we zijn geslaagd.


Portocolom blijkt erg leuk. Een natuurlijke haven met veel verschillende baaien. In het stadje een oud gedeelte met typisch maritieme architectuur.


Er liggen veel boten, maar het is zeker niet erg druk. Het fietstochtje door de binnenlanden naar S’Horta is heel leuk: olijfbomen, akkerland, grazende schapen, bergen in de verte. 



Nog even verderop kijken in de Cala van Ferrera, waar meerdere kleinere cala’s naast elkaar liggen. Dat blijkt nu weer een ‘purpose-built’ toeristenplaats te zijn. Ziet er allemaal heel erg verzorgd uit, maar heeft geen hart.


Van Portocolom verder naar een cala in de wijde baai van Alc
údia. Om ons heen ruige rotsformaties. We gooien het anker uit bij Cala La Mata, vlak onder de rotsen. Bij het zwemmen wordt ik geraakt door een minikwalletje. Het bijt, maar valt mee. Voor de nacht blijven er maar twee boten over. De zee is tamelijk rustig, maar toch staat er weer de nodige deining. Of is het de ‘wash’ van schepen die elders varen? Uiteindelijk gaan we maar weer over dwars in bed liggen. Je hebt dan wat minder last van het rollen. Dan om 7.30 uur vanuit het niets razen van de kliffen twee enorme, bloedhete valwinden van ruim 30 knopen. Na een kwartier is alles weer rustig.
We steken de wijde baai van Alcúdia over, varen om de kaap heen, en gaan in de baai van Pollença daarachter liggen, vlakbij jachthaven Bonaire. Het waait zo stevig door uit het noorden dat we niet voor het eind van de middag even naar de kant kunnen (d.w.z. het zou wel kunnen, maar bij deze golven wordt je in de bijboot drijfnat). We laten de fietsen in de haven achter. Mag van de marinero. De volgende dag varen we weer de haven in, om de dinghy te stallen. In het officina wordt daar heel moeilijk over gedaan. Uiteindelijk mag het, maar wel graag 30 afrekenen. Voor een bootje van 3 meter, de afzetters!! In elk geval kunnen we nu met de fiets naar Alcúdia, waarvan de haven eigenlijk een baai terug ligt. Het stadje is ontzettend leuk, grotendeels omgeven door oude stadswallen met toegangspoorten naar de stad. Kronkelende straatjes, en niet erg druk. Iets buiten de stad restanten van een Romeinse nederzetting: huizen, het forum, het amphitheater. Na onderzoek bleek dit het Romeinse Pollentia te zijn. 



Onderweg veel vijgenbomen. We plukken een lekker maaltje bij elkaar.

Het huidige Pollença, waar we de volgende dag naar toe fietsen, ligt aan de overkant van de baai. Zoals te doen gebruikelijk ligt de stad zo’n 10 km landinwaarts t.o.v. de haven. De fietstocht is geweldig: we fietsen vrijwel vlak, de directe omgeving is landelijk, maar we hebben wel uitzicht op de hoge bergen van NW Mallorca. Ook Pollença is geweldig leuk. Vanaf de kerk in het centrum loopt een kruisweg via steile trappen naar een kapel bovenop. Prachtig uitzicht op de stad. Naar beneden fietsend via haarspeldbochten kom je bij een oude Romeinse brug. Terug in het centrum vieren we de verjaardag van Evelyn met een heerlijke lunch. Het is er gezellig, maar niet druk



De volgende drie dagen besteden we aan de terugtocht naar het vasteland van Spanje. Iedere dag om 6.30 op, om 7.00 uur varen, en ongeveer 60 mijl, dus zo’n 10 à 12 uur te gaan.

De eerste dag langs de noordwestkust van Mallorca naar het zuiden. De wind pal tegen, en ook als je van koers verandert blijft dat zo: die volgt gewoon de contouren van het eiland. Gelukkig is de zee vlak, en zo hebben we alle tijd om de schitterende, ruige, onherbergzame NW-kust van Mallorca te bewonderen. Ankerplekje in het zuiden (Cala d’en Tío) tegen de kliffen aan. Als we liggen weer een aantal valwinden.





De tweede dag is meer een actiedag. Op weg naar Ibiza hebben we al na een uur een rif in het grootzeil gestoken. Na drie uur moet dat er weer uit. Dan komt de wind van achteren in, en halen we het grootzeil helemaal weg om op de genua verder te varen. Ibiza naderend wordt de wind weer oostelijk en trekt aan. Gaan we het grootzeil weer hijsen? We hebben er allebei niet heel veel zin in. Dus niet. Gelukkig maar, want inmiddels varen we langs de kust, en buigt de wind weer af langs de kust en wordt noordelijk. We ankeren voor de haven van San Antoni de Portmany. Voor het eerst moeten we drie pogingen doen omdat we in posidonia blijken te liggen (foei!!). Dat houdt niet echt. De derde keer is het raak.




Op dag drie hebben we weer oostenwind, maar er staat een forse deining uit het noorden. Om het grootzeil stabiel te houden bij het op- en afklimmen van de golven zetten we niet het complete zeil. Dat gaat best aardig. Alleen het laatste stuk moet de motor bij. Wel ben je na zo’n tocht doodop: het is een soort passieve work-out voor je spieren die zich continu schrap moeten zetten.


We hebben uit de pilot een mooie ankerbaai bij Moraira uitgekozen, aan de Costa Blanca. Maar in tegenstelling tot Benidorm en Alicante is dit een heel plezierig plaatsje. Mooie villa’s, nauwelijks hoogbouw, leuke sfeer. In de verte de Penya d’Ifach, bij Calpe, een enorme kalksteen die uit de zee oprijst, en door rotsresten met de kust is verbonden. Heel mooi te zien vanuit onze ankerplaats, en vanaf het Castillo de Moraira.


De bedoeling is om vanuit hier in een lange tocht van zo’n 20 uur verder te gaan naar Cartagena. Daarover later meer.


zaterdag 7 augustus 2021

De Balearen

 Een rustig en warm tochtje brengt ons in zo’n 22 uur naar Formentera (vreemd om ’s nachts in een hemdje buiten te zitten!). De zeilen hebben we het grootste deel van de tijd wel op, maar de motor moet continu bij om een beetje snelheid te houden. We ankeren  in de Cala (baai) van Saona, aan de westkant, met zicht op lage kliffen.


Valt mee qua drukte, maar in de loop van de morgen stroomt de baai vol met lokale boten. Tegen vijven zijn die allemaal weer weg. In een privéhaven liggen op de Balearen is niet te doen. Voor één nacht liggen vragen ze rustig 300 euro. En dan heb je nog geen water of elektra, en worden ze in de pilot ook nog aangeduid als “slecht”. Vreemd genoeg zijn er daarnaast PortsIB-havens, een soort staatshavens, waar hele normale prijzen gelden. Wel moet je je daarvoor eerst registreren, waarna je kan proberen – voor op zijn vroegst over twee dagen – een ligplaats te reserveren (uiteindelijk blijkt – nadat we steeds als reply gekregen hebben dat ze geen plek hebben, ook niet als ik september probeer!!!!) dat we te breed zijn. Max. breedte is 4.46 (sic!), en wij zijn 4,50). En dan heb je ook nog Posidonia-Balearen, een organisatie die zich inzet voor het behoud van het zeegras, dat door al het geanker naar zijn grootje gaat, en daarom op verschillende plekken meerboeien heeft neergelegd. Na registratie zijn die - uiteraard tegen betaling – te reserveren. Dus voor de zekerheid heb ik me in Cartagena een ochtend bezig gehouden met deze (digitale) papierwinkel. Al gaan we natuurlijk in principe ankeren. Op zand, ankeren op zeegras kan op veel plekken een boete opleveren. Er vaart een heuse posidoniapolitie rond die controleert of je anker of ankerketting niet per ongeluk op posidonia ligt.

In elk geval is het water in de cala azuurblauw en kristalhelder, en heerlijk van temperatuur. Veel zwemmen dus, en na het zwemmen afspoelen met de koude douche die vanuit de kielkast is geïnstalleerd. We verkennen het eiland, eerst te voet naar Punta Rasa waar we op uitkijken. Onder aan de kliffen blijken zich grotten te bevinden.

Met de bijboot de fietsen aan land brengen op het kleine strandje is een nogal een klus. We doen het ’s morgens vroeg, als het strand nog niet vol ligt met mensen en andere bijboten. Er blijken een groot aantal Rutas Verdes over het eiland te zijn uitgezet. We fietsen over zanderige binnenweggetjes, die vaak afgezet zijn door muurtjes gemaakt van op elkaar gestapelde stenen, dwars door de binnenlanden naar La Savina, waar de veerboten binnenkomen, en naar de hoofdplaats San Francisco de Xavier. Een enorm contrast tussen de drukte daar en de rust van het binnenland. We doen wat boodschapjes, waarna er werkelijk een mega onweersbui losbarst met voortdurend ontladingen vlak boven ons hoofd. We staan min of meer droog, maar de wind zwiept de regen toch nog tot onder het afdak. Het water stroomt door de straten. Twee uur later is de hemel weer blauw en wordt het weer warm.


Op de zuidpunt van het eiland staat de vuurtoren van Cabo Barbaria. Op weg er naar toe een aantal plekken met opgravingen van megalithische hutjes uit de tweede eeuw v. Chr. Een volgende tocht gaat langs de noordoostkust tot aan Sant Augusti. Een oude vissershaven, met de oude bootstallingen. Een ruige kust, niet hoog, maar heel erg rotsachtig.


Op woensdag 28 juli verlaten we Formentera om op weg te gaan naar Ibiza. Het is niet ver. Met een lekker windje en een vlak zeetje gaan we als een speer op het open stuk zee.

Tussen de hoge kust en stijl oprijzende eilanden van Ibiza is het gedaan met de wind. Onze eerste ankerplaats is Cala de Codolar. Soms veel boten, soms heel weinig (met name ’s avonds). Een erg leuke en intieme baai met een chiringuito (soort strandtent). Prachtig uitzicht!


‘s Avonds is het natuurlijk steeds heerlijk. Zwemmen, douchen, biertje en in de kuip eten.


Op de fiets naar Sant Antoni de Portmany. Een al al toeristische bouwsels en winkeltjes. Er schijnen vooral jonge Engelsen te komen. Wel een mooie pier met uitzicht op de heuvels rond de baai. En ook een Lidl. In de loop van de dagen erna gaan we een aantal keer op en neer om de voorraden aan te vullen. En om de was te doen. Om de tocht wat te bekorten verhuizen we naar de Cala d’en Torrent.

Voor zaterdagavond en nacht wordt NW 7 aangekondigd. Dan liggen we – net als in vrijwel alle andere baaien - helemaal fout. Marine weather, meestal heel precies in de voorspellingen, zegt dat de wind rond 2200 uur gaat draaien en aantrekken. Tot 2215 uur niks. En dan, binnen 1 seconde, draait de wind en krijgen we 35 knopen om de oren. Gelukkig liggen we maar met 3 boten. De Fransman voor ons komt akelig dichtbij. We peilen en peilen, en het lijkt dat we niet naar achteren lopen. De andere Nederlander in de baai moet anker op, en komt op de golven langsstampen. Wij (met name Lei) houdt tot 0300 ankerwacht, want de ergste vlagen zouden dan moeten komen. De deining die de baai binnenloopt is vreselijk, slapen kun je vergeten. ‘s Morgens nog steeds heftig (ik word er bijkans zeeziek van), we verkassen naar een plekje achter de pier van Sant Antoni. Rust!!

We varen de haven van Es Nautic binnen om diesel en water te tanken. Dan langs de kust naar het noordoosten. Ruig en prachtig. Langs les Margalides, eilandjes waarvan één een boog in het midden heeft.


In Puerto San Miguel (geen haven maar een ankerbaai) gaan we liggen. Beetje zwemmen, beetje lezen, dus lekker rustig middagje!

Als we de volgende dag naar de kant gaan, blijken er allerlei wandelroutes te lopen. Via een heel leuk pad naar het dorp San Miquel, 4 km landinwaarts. Vroeger bouwde men de dorpen een stuk van de kust af om beter beschermd te zijn tegen aanvallen van de Moren. Onderweg zien we niemand, bij de mooie kerk van San Miquel opeens een gids met toeristen. Kennelijk de moeite waard dus!



Van hier uit willen we de oversteek naar Mallorca maken. Daarover later meer.