Op woensdag 6 april vliegen we terug naar Faro, heel toevallig samen met Anton en Gerda van de Divine, die tegenover ons staat bij Nave Pegos. In een uurtje wandelen we van het vliegveld naar Faro. Wel even wennen aan de warmte!
We maken een afspraak voor tewaterlating op maandag 10 april. Hoogwater is rond twaalf uur. Vier dagen om de zeilen erop te zetten, lijnen in te scheren, bijboot op het dek leggen, én om de spullen te installeren die we op hebben gestuurd. Nave Pegos komt vragen of we maandag wel het water in willen: er wordt storm en regen voorspeld. Ja dus, we willen geen tijd verspillen.
Vrijdag eind van de middag komt de kraan. 's Ochtends oefenen we met het kantelen van het mastje waar de radardome, wifiversterker, windmeter en de nodige antennes op staan. De kraan kan namelijk niet over dat mastje heen, dus het moet een stuk zakken. Een hele operatie. Het oefenen gaat niet echt goed, dus er worden nog wat extra lijntjes gemonteerd. Voor het echie gaat het prima gelukkig. Tijd genoeg nu om de plekken op het onderwaterschip waar nog antifouling op moet te verven.
We hebben geluk bij de tewaterlating: om half negen beginnen ze met onze boot, en om half tien varen we al. Het weer is nog prima. Martin begeleidt ons weer tussen de staken door naar ton 23. Dan door naar Culatra, waar we twee dagen ankeren en de nodige wind en buien voor de kiezen krijgen. Er ligt (waarschijnlijk al wat langer) een zeilbootje waarmee het niet helemaal goed is gegaan.
Woensdags gaan we op pad, al bij het ochtendgloren. Wind tegen natuurlijk. We gaan maar eens naar Albufeira, waar we nog nooit zijn geweest. Hardstikke toeristisch, en nu al best druk, maar de kust en het historische centrum zijn echt wel leuk. Alleen ligt de stad op een tamelijke bult, dus we trappen ons te barsten.
Een prima zeiltocht brengt ons op vrijdag naar de baai van Sagres, waar we voor anker gaan. De volgende dag vroeg op, zodat we om 06.00 uur al richting Cabo Saõ Vicente gaan. De complete tocht van 50 mijl naar Sines wind tegen, maar het waait niet ál te hard, dus het is te doen. Eigenlijk willen we zondag gelijk door naar Sesimbra, 35 mijl naar het noorden, maar de haven blijkt vol, dus dat gaat niet door.
Voor de Pasen hebben we, bij gebrek aan paaseitjes,folar de Olhaõ gekocht, één van de zeven "marvilhas doces" (zoete wonderen) van Portugal. Deeg in laagjes, met ertussen een soort suikerstroop met kaneel erin.
Het is prachtig paasweer, er liggen zelfs al mensen op het strand waar we op uitkijken.
Maar..... de komende week belooft niet veel goeds qua wind. Het gaat dagenlang flink stormen, met name voor de kust bij Cascais/Lissabon, waar we naar toe moeten. We tekenen dus maar wat dagen bij in Sines. Het is laagseizoen, dus de prijzen liggen enorm veel lager dan in tussen- of hoogseizoen. Iedere dag besteden we de nodige tijd aan de analyse van alle weerinformatie die we kunnen krijgen.
Maandag gaan we op de fiets naar Porto Covo, een leuk vissersplaatsje ten zuiden van Sines. Na de aardbeving van 1755 is het dorp door de Marquis de Pombal, die ook Vila Real de San Antonio aan de Guadiana (met een heel strak stratenplan) heeft ontworpen, weer opgebouwd. Heen gaat als een speer, terug is het tegen de wind op boksen. Mooie kust, in zee wordt veel gesurfd.
Sines zelf heeft een middeleeuws kasteel, met daarnaast de Igreja Matriz de Saõ Salvador, smalle straatjes, én de Capela de Nossa Senhora das Salvas. Het stadje ligt hoog, dus overal prachtig uitzicht over de baai. Het is ook een van de grootste commerciële havens van Portugal.
Vasco da Gama is hier geboren, vóór het kasteel staat zijn standbeeld.
Nu maar kijken wanneer we hier wegkomen. Hopelijk donderdag, en anders wordt het zondag.
Wordt vervolgd.
1 opmerking:
Wat een avontuur. Hopelijk gaat de wind/storm liggen en kunnen jullie verder. Maar het is evengoed genieten van de zon en de prachtige omgeving. Groetjes, Wilma
Een reactie posten