woensdag 20 september 2023

Terug naar Vigo

Om de Ria de Aldan uit te varen moet je pal noord, dan het Canal del Norte, richting de Ria de Vigo pal zuid. Met de noordenwind die er blaast moet het Canal goed bezeilbaar zijn. Alleen valt het in de praktijk wat tegen. Maar eenmaal bij Cabo Home de hoek om gaat het lekker. We willen ankeren in de Ensenada de Limens. Vanaf de rode ton tussen de viveiros door naar het noorden. Maar opeens zie ik op de dieptemeter nog maar een meter of drie. We blijken over een ondiepte (met rotsen!) te varen, richting Playa de Nerga. Niet goed op de kaart gekeken. Foutje!!! Gauw terug de goede kant uit.

In Limens lig je voor een leuk strand. Alleen is het er vooral zaterdag overdag wel érg druk met zeil- en motorboten, surfers en suppers. ’s Avonds is vrijwel iedereen weer weg. 

De telefoon van Lei doet raar, dus we fietsen naar Cangas, een ontzettend leuk stadje op zo’n 4 km afstand. Het eerste stuk is akelig steil. Uiteindelijk bij Technosat zien ze wel wat het euvel is (aan- en uitknop werkt niet meer), maar ze sluiten om 13.00 uur, dus maandag terugkomen. ’s Middags weer naar Cangas, maar nu over het prachtige kustpad. Eigenlijk een wandelroute, maar op een paar stukken na goed te fietsen. Je komt er o.a. langs de voormalige Massó-fabriek. 

Massó-fabriek

Terug naar Limens langs de kapel van San Roque, en over de camiño vello. 

Cangas: Casa de patín, oude visserswoning met buitentrap naar eerste verdieping

San Roque

In verband met de kapotte telefoon besluiten we om zondags naar Cangas te verkassen. We laten de fietsen staan in Limens (in- en uitladen in de bijboot is een heel gedoe), en lopen terug om ze op te halen. In de binnenlanden doen we Santa Maria de Darbo aan, een prachtige kerk mét ernaast een fontein. Een heel verstild plekje nu, maar ook een bekend bedevaartsoord. 

Het strand voor Cangas ligt niet vol met boten. Je ligt er ook niet heel rustig, vooral vanwege de diverse ferries die er langskomen. Veel geklots dus. Op het strand waait de rode vlag: zwemwater afgekeurd, vanwege een te hoog gehalte aan E-Coli. ‘s Maandags gelijk telefoon weggebracht, maar een nieuwe knop moet besteld worden. Gaat even duren. We fietsen naar Moaña, over een blauw fietspad, “camiño real” (koninklijk pad) genaamd. Heel leuk, zo vermijd je de doorgaande weg. De taperia Ovella Negra (zwart schaap) blijkt nogal geliefd: mensen wachten er buiten op een tafeltje. We hebben geluk, en kunnen gelijk binnen terecht. ’s Avonds bericht van Technosat: knopje niet meer verkrijgbaar. Dus dinsdag maar een nieuwe telefoon gekocht.

Vanuit Cangas kun je de bergen in, o.a. naar het Mirador Alto do Carballiño. Het is best een zware wandeling omhoog. Onderweg komen we wat vrouwen tegen die in het bos werken. Eén van hen vertelt dat ze het droge hout onder de bomen weghalen. Met name met het oog op bosbranden. Wat dat betreft gaan ze hier heel wat preventiever te werk dan in Nederland. Maar dat is dan ook geen overbodige luxe.

  
Aangekomen op het hoogste punt word je beloond met fantastische uitzichten. In het noorden de Ria de Aldan, maar je kunt nog veel verder kijken, bijna tot aan Finisterre. Aan de andere kant zicht op de Ria de Vigo. Voor de afdaling geeft Wikiloc een klein paadje aan, nauwelijks te zien. Het blijkt redelijk overwoekerd met doornen- en bramenstruiken. Lei gaat voorop en kapt hier en daar het nodige weg. Redelijk bebloed bereiken we een breder pad. Zo word je er niet mooier op!











De fietsen laden we bij terugkomst vast in, want we willen door naar onze thuishaven Vigo, en voor donderdag wordt er nogal wat wind voorspeld. Maar ook nu is er al veel golfslag door de stevige westenwind, en door de wash van de ferries, dus het wordt toch nog een hele toer.
Het is maar een klein stukje naar Punta Lagoa, in Vigo. Na twee maanden hoofdzakelijk ankeren is het tijd om even bij te komen van de vermoeienissen. Dan is rechtstreeks van de boot op de wal stappen wel even heerlijk.

Terug in de haven is er het nodige te doen: bijboot schoonspuiten, eens goed stofzuigen, dek poetsen, was doen in de lavanderia enzovoort. We maken ook een lijst van reparaties, aanpassingen en verbeterpunten.  Een flinke lijst, waar we een prioritering op los laten. Ook moet er nu al het nodige uitgedacht en uitgemeten worden, en moet op internet gezocht worden naar benodigde hardware. Zo krijg je de tijd wel om.

Daarnaast maken we een heleboel uitstapjes: eerst een fietstocht over de Ecopista langs de Rio Minho van Valença do Minho naar Monçao. Langs oude stationnetjes. Al eerder gedaan, in een ander jaargetijde. Nu zien we weer heel andere dingen. Een prachtig tochtje!

overgebleven voorportaal van oud landgoed

wc's bij stationnetjes

Vanuit Punta Lagoa, waar we onze ligplaats hebben, fietsen we regelmatig de stad in. Omdat we onder aan een heuvel liggen, moeten we eerst een enorme bult over. Fietsend niet te doen. Vaak nemen we de route langs de stadshaven naar de oude visserswijk Bouzas. Een ontzettend leuk, authentiek gebied, dat ze recentelijk aan de kant van het water voorzien hebben van een mooie boulevard. In Bouzas komen we vaak in de winkel van Jezus de Betanzos. Die heeft zo’n beetje alles op het gebied van boten.

Met de auto rijden we naar Soutomaior, waar een prachtig kasteel is. Het is hooguit een half uur rijden, maar we zijn er nog nooit geweest. Het is in de 12e eeuw als vesting gebouwd, maar in de 19e eeuw omgebouwd tot een woonpaleis. Het uitzicht op de omgeving is grandioos. We lunchen in een Ecolagar, waar ze zelf ook wijn maken. Uiteraard een albariño. Per ongeluk bestellen we een fles in plaats van een glas. De wijn is zoals altijd heerlijk. We rekenen 11 euro af voor de hele fles. Kom daar maar eens om in Nederland. Op de terugweg komen we ook nog langs de Romeinse brug van Comboa.



Dankzij François en Caroline, Fransen die hier ook al jaren komen, en een fantastisch reisblog dat ik op internet vind, ontdekken we enorm veel nieuwe plekken in en om Vigo. Op een kwartiertje rijden ligt bijvoorbeeld het gehucht Trasmaño, met een kerk en een klooster, én met prachtige uitzichten. Als je naar boven de berg (Monte Penido) oploopt, kom je in een gebied met een enorm aantal archeologische vindplaatsen. Het stikt er van de petroglieven, en er zijn zo’n 40 mámoas (dolmens of grafkamers) van zo’n 3 tot 4000 jaar v. Chr. Vanwege het licht zijn de petroglieven niet altijd makkelijk te identificeren. De Mámoa do Rei is indrukwekkend.

  



We rijden een aantal dagen later naar Monte Cepudo en Monte Alba, twee bergen met miradoiros "uitzichtspunten". Prachtig uitzicht op de Ria de Vigo en op de Ensenada de Baiona. Het is zondag, en we lunchen in een restaurant vol Spaanse families. 




kapel op Monte Alba

De verrassing komt als we verder de berg afrijden naar het zuidwesten: bij toeval komen we in het dal van Chandebrito. Een prachtig, besloten dal met ook hier enorm veel archeologische vondsten. In 2017 heeft  in dit dal een enorm grote brand gewoed, waarbij twee jonge mensen zijn omgekomen. De inwoners hebben een herdenkingspark met jonge boompjes ingericht. En als monument staat er een stel longen gemaakt van verbrand hout, met bovenop een boompje. Het heet in het Galicisch “rexurdimento”, ‘heropleving’.



Op de bonnefooi rijden we door de binnenlanden, en dan langs de kust terug naar Vigo. Eigenlijk te moe om nog veel te doen. Maar opeens zien we een soort torenspits. Nu had ik al gelezen over de Templo Votivo del Mar in Panxón, gebouwd door de architect Antonio Palacios. Schijnt een leerling van Gaudi te zijn geweest. Toch maar even het stuur omgooien en terugrijden. In Panxon staan de straten vol auto's. Met strandgangers. Als we toch in een klein gaatje parkeren staat er een Spanjaard druk te gebaren. We blijken over een paaltje heen gereden te zijn. Gelukkig wel van de een of andere kunststof, maar het zit wel compleet klem onder de auto. Met behulp van de Spanjaard, die aan het paaltje rukt en trekt, en na wat voor- en achteruitrijden, schiet het ding los. Pfff. Uiteindelijk maar wat verder weg geparkeerd. Maar de kerk is wel erg de moeite waard. Ergens rond 1930 gebouwd, met binnen prachtige mozaieken.



Een paar dagen later gaan we ook nog naar O'Porriño, waar dezelfde architect Palacios (die in deze stad geboren is) het stadhuis heeft gebouwd.
De laatste week in Vigo besteden we aan allerlei werkzaamheden, zoals zeilen eraf halen, motor en generator doorspoelen met schoon water, en natuurlijk poetsen. We borrelen 's woensdags nog met François en Caroline, om daarna vrijdags vroeg weg te rijden. Spanje gaat prima, Frankrijk is veel drukker, en erg heet. We zien 37 graden op de thermometer. Na ruim 2000 km, met een overnachting in Poitiers, zijn we weer thuis, na vier maanden.

zondag 13 augustus 2023

Ria de Pontevedra

Vanuit San Vicente do Mar hebben we een lekker zeiltochtje de Ria de Pontevedra in. Het gaat niet hard, maar we kunnen zeilen. Bijna aan het eind van de ria ligt Combarro. We ankeren vóór de pier van de haven. Eerder lagen we erachter, maar daar lig je zeer ondiep in vaak stinkende modder. Hier liggen we voor een strandje, waar we niet al te moeilijk op kunnen landen. Eenmaal geankerd zien we opeens een kopje boven water uitkomen. Kan niet anders dan een otter zijn, die ergens tussen de stenen van de pier zijn nest heeft. Het eerste tochtje gaat naar het monasterio de Poio. Wat hoger gelegen met verschillende kloostergangen, een mooie kerk, en diverse exposities. In één van de kloostergangen een enorm mozaïek met een uitbeelding van de Camino de Santiago. Van recente datum trouwens.


Vanuit Poio pakken we lopend de camino van Padre Sarmiento op. Die loopt door tot Pontevedra, maar we maken er onze eigen lusversie van. Je komt op onverwachte plekken, zoals een gehucht van niks met een prachtig hotel en twee restaurants, een leuk kerkje, en ook nog een rots met een petroglief. Wel van elders verplaatst, omdat ie afsleet door o.a. tractoren die eroverheen reden, maar toch. 





Op de pier van Raxo is het Feria del Marisco. Daar gaan we maar eens naar toe, bovenover langs de camino dos cruceiros. Je kunt er allerlei zeevruchten krijgen. Het is er hardstikke druk. We eten mosselen en Arroz de marisco:




Uiteraard gaan we naar Pontevedra, de hoofdstad van de Rias Baixas. Op de eerste plaats omdat Pontevedra een ontzettend leuk stadje is, op de tweede plaats omdat het een leuk fietstochtje is door allerlei gehuchten en langs diverse strandjes. Zicht op het Isla Tambo, in het midden van de ria:


Het oude gedeelte van Pontevedra is prachtig, met de overblijfselen van het Gotische klooster van Santo Domingo, de enorme kerk van Santa Maria La Mayor, de kerk van de Virxe Peregrina (hier komen alle pelgrims hun stempel halen), en een enorm aantal sfeervolle straatjes en pleintjes, zoals het Plaza de la Ferreria, het Plaza del Verdura, het Plaza de Leña en het -oorspronkelijk Middeleeuwse- Plaza de Teucro dat omgeven is door statige huizen. Hier lunchen we op een adresje waar we al eerder waren. 
 

zijdeur Santa Maria La Mayor

Pazo de Mugartegui

Plaza de Teucro

Combarro heeft aan de zeekant visserswoningen, met talloze hórreos (graanschuurtjes op palen), een straat erachter liggen de woningen van de boeren, met balkons en arcades. Het is een ontzettend leuk plaatsje, maar hogelijk toeristisch. De keren dat we er waren was het laagseizoen, dus heel erg rustig, en met de meeste souvenirwinkeltjes, uitspanningen en restaurantjes gesloten, nu is alles open, en is het ook aan het eind van de dag nog aardig druk. 



Een paar mijl naar het westen ligt Agra, met een heel fijn ankerbaaitje. Zoals te doen gebruikelijk komen hier overdag allerlei zeil- en motorboten, ’s nachts lig je er met hooguit een boot of drie. Na twee nachten vragen vissers ons vriendelijk of we een stukje op willen schuiven: ze willen meer ruimte om hun netten uit te gooien. Dan dus maar anker op, en een nieuw plekje zoeken. 
Als we de wandeling gaan maken naar het kerkje van Dorrón, en vandaar naar het kerkje van Bordons, ontdekken we dat er een gloednieuw, geasfalteerd pad ligt langs het riviertje de Dorrón. Makkelijk lopen, maar na 3,5 km houdt het wel opeens op. Op de terugweg een muiñada, een feest bij een molen, waar, bij muziek en dans, vooral aan lange tafels gegeten wordt van de ter plekke klaargemaakte vleesjes en worstjes. 
pad langs de Dorrón

muiñada

kerkje van Bordons


We lopen met Padre Sarmiento via de landtong naar Areas aan de andere kant, en ontdekken strandjes en duintjes die we nooit eerder gezien hebben.


  

Aan de overkant van de ria ankeren we in Bueu. Al is er geen hond (want het regent), van de strandwachten mogen we niet vlakbij op het strand landen, maar moeten we naar de ladder bij de pier waar de ferries aankomen. Nou ja, voor één dagje mogen we dan uiteindelijk de dinghy laten liggen. Museo Massó, in de oude conservenfabriek van Massó Hermanos, blijkt ontzettend mooi: naast het deel gewijd aan de conservenindustrie, is er een grote, maritieme afdeling gewijd aan astronomie, geografie en scheepsbouw. Er liggen veel prachtige oude boeken en kaarten, waaronder incunabelen, gedrukt in de beginjaren van de boekdrukkunst, tweede helft 15e eeuw. Op het plein buiten staat nog de schoorsteen van de oude fabriek.Een dag later wandelen we via Beluso binnendoor richting Cabo Udra. Een heel leuk gebiedje, met prachtige, rustige strandjes. Met behulp van Wikiloc vinden we de route naar de Muiños van de Rio Frade. Het is een tamelijk avontuurlijke en ruige tocht langs een heleboel -deels gerestaureerde- watermolens. Prachtig!







Vlakbij Bueu ligt de Ria de Aldan. Maar we maken er een tochtje van 16 mijl van, naar het noorden richting het Isla de Ons, en dan terug naar het zuiden de ria in. Vooral het laatste stuk is het heerlijk zeilen. Het is er, zoals gewoonlijk, druk met ankeraars. ’s Avonds krijgen we een appje: onze Portugese vrienden Antonio en Jacintha, met hun dochters Mathilda en Margarida, blijken vlak na ons aangekomen te zijn en hebben ons tot hun verrassing gespot. De volgende dag regent het, maar we pakken ’s middags de dinghy en varen even langs om goedendag te zeggen. Uiteindelijk ontkomen we er niet aan om aan te schuiven bij de lunch, al hebben we net de boterhammen op. Met een glaasje wijn erbij is het heel gezellig. Later aan de wal klaart het toch nog op, en is het gigantisch broeierig. Ook woensdag regent het in de ochtend. Maar zoals altijd klaart het 's middags weer helemaal op. Ook hier lopen we een molenroute. Aan het begin is het vrij druk, want daar kom je langs het "castillo encantado", het betoverde kasteel.

Deze tocht gaat over prachtige, vrij makkelijk begaanbare paden. In het bos een honderdjarige eucalyptusboom, en prachtige paddestoelen. 





Terugvaren naar de boot valt niet mee. We hadden al gerekend op harde wind tegen, en de regenjassen meegenomen, maar het is een heel eind varen, en we krijgen flink wat golven over. 
Na Aldan gaan we de Ria de Vigo invaren, waar onze "thuis"haven is.  Daarover in een volgende post.