donderdag 27 juni 2019

Richting Algarve



Sesimbra ligt 35 mijl ten zuiden van Oeiras. Daar gaan we eerst maar eens naar toe. Het is een toeristisch stadje, vooral vanwege de stranden. We arriveren op tweede Pinksterdag, 10 juni. Hier is 10 juni een nationale feestdag, de Día de Portugal. Op deze dag wordt de dood van de grote Portugese dichter Luis de Camões herdacht (gestorven in 1580). Vandaar dat het rond zijn graftombe in de kerk van het Mosteiro dos Jerónimos veel drukker was dan rond die van Vasco da Gama. In elk geval zijn alle Portugezen vrij, en is het dus druk in Sesimbra. Het stadje ligt aan de westkant van de Serra de Arrábida, een natuurpark, en we maken daar twee dagen leuke wandelingen. O.a. naar het prachtige Castelo de Sesimbra dat ook een heel mooi kerkje binnen zijn muren heeft. Met een steile afdaling komen we bij het strandje Ribeira do Castelo.
Portugal betekent natuurlijk ook vis eten. Dat doen we bij een druk visrestaurant vlakbij de marina. Hoe gaat dat hier? Bij binnenkomst vis uitzoeken (geen idee wat voor vissen het allemaal zijn, dus je kiest maar wat), die wordt dan gegrild, en er komen aardappels (die zijn hier fantastisch) plus sla of groente op tafel. We bleken “corvina” te hebben uitgekozen, een baarsachtige vis. Prima keus!!

Van Sesimbra gaat de tocht naar Sines. Fijne marina, heel leuk stadje. Smalle straatjes, nauwelijks toeristisch. Vasco da Gama is er geboren. Vandaar zijn standbeeld voor het Fortaleza. Het oude stationnetje is niet meer in gebruik, maar heel karakteristiek. Als we de stad uitfietsen naar het noorden komen we in een landelijke omgeving terecht. 


De volgende stop is in de Algarve: na ruim 60 mijl varen gaan we bij Cabo Saõ Vicente de hoek om, en gooien het anker uit in de baai van Sagres. Bij binnenvaren waait het weer gigantisch, maar uit het noorden, dus we kunnen daar prima aan een anker liggen. Een heel afgelegen plek. Ruige roodgele rotsen om ons heen. Alleen draait de wind na een dag naar het zuiden, en liggen we ’s nachts te hotseklotsen op de deining. Dus gaan we anker op, en besluiten direct door te gaan naar de baai van Portimaõ. Heerlijk zeiltochtje! Je ligt daar achter de pier voor het strand van Ferragudo. Nog niet geheel rustig, maar het gaat. Ferragudo is een erg leuk vissersdorp. Ook wel toerisme, maar toch nog redelijk authentiek. De eerste keer trekken we de bijboot op het strand. Maar bij terugkomst is de branding toch wel wat heftig. We duwen de boot tussen wat rotsen door, waarbij de peddel een scheur oploopt. Repareren dus maar! En de volgende keer toch maar verderop bij een aanlegplaatsje aan land.



















We willen toch nog even terug naar het gebiedje dat we overgeslagen hebben. De Ria de Alvor klinkt aantrekkelijk, maar de berichten over de dieptes daar wisselen. Met opkomend water erin, en langzaam langs de zandbanken scharrelen die je dan goed ziet. We lopen twee keer vast, maar zijn zo weer los. Op de ankerplaats voor het stadje staat genoeg water. Om ons heen moerasland en zandbanken. Veel vogels natuurlijk. Het ligt er heerlijk rustig. En dus blijven we een dag of zes. Daarover later meer.
Sinds we vertrokken zijn uit Vigo is het weer vrijwel constant prachtig. Af en toe wat bewolking, vooral 's ochtends bij zuidenwind. Twee keer wat druppels vroeg in de morgen. Eén serieuze bui onderweg van Peniche naar Porto. Aan de Atlantische kant was het wel regelmatig behoorlijk fris. Misschien 18 graden, p zee bij harde wind nog minder. Inmiddels is het beduidend warmer, zo rond de 25 graden. Met een windje erbij is het heerlijk, en 's avonds koelt het flink af. Hier geen hittegolven dus!!

vrijdag 14 juni 2019

Lissabon in zicht



Van Figueira da Foz is het 58 mijl varen naar Peniche. Weer vroeg op dus, want langs deze kust moet je bijtijds binnen zijn: in de loop van de middag gaat het steevast royaal waaien. 
Peniche was vroeger een eiland, maar zit nu vast aan het land. Het heeft nog een actieve vloot van vissers, en maakt daardoor ook een onopgepoetste indruk. Het aan de zee gelegen 16e eeuws fort werd in de 20e eeuw omgebouwd tot een gevangenis naar Amerikaans model. Hier werden in de tijd van dictator Salazar politieke gevangenen opgesloten. Een flink aantal daarvan wist trouwens toch te ontsnappen. De bezoekershokjes waar zowel gevangenen als bezoek gekoeioneerd werden zijn nog te zien.




Als je het schiereiland rondfietst kom je niet alleen langs Cabo Carvoeiro, en de daarvoor gelegen rotsklomp Nau dos Corvos (“schip van de raven”), maar ook langs spectaculair ruige, diep ingesleten spelonken. 








Met de bus bezoeken we het middeleeuwse, geheel ommuurde Obidos. Het stadje werd in 1228 door koning Dom Dinis aan zijn vrouw Isabel cadeau gegeven, en is tot in de 19e eeuw privé eigendom van de koning gebleven. Nauwe, kronkelende met keitjes belegde straatjes, drie kerken, waarvan de Igreja de Santa Maria met zijn houten plafond en met azulejos betegelde muren ongetwijfeld de mooiste is, en een fors kasteel. De huizen zijn allemaal wit met blauwe of gele beschildering. Het is absoluut toeristisch, maar toch heel erg de moeite waard.
 

En dan weer verder, richting Lissabon. De baai van Cascais vliegen we binnen, en we gaan toch maar in de royaal dure marina liggen. De formaliteiten duren absurd lang: we zijn minstens een uur bezig! We zijn hartstikke moe, maar maken ’s avonds toch nog maar een ommetje door de stad. In de straatjes aan de haven een en al (nogal toeristische) restaurantjes, verderop hele interessante, grote huizen en palacio’s. De Cidadela de Cascais is gigantisch. Hier bracht de koninklijke familie normaal gesproken de zomer door. Binnenin veel kunst in de open ruimte, galerieën, een luxe hotel en een museum. De volgende dag gaan we toch maar 5 mijl verderop naar Oeiras. Is ons door velen aanbevolen. Vandaar kun je (met bus, trein en/of fiets) alle kanten op. De ontvangst is heel prettig en snel, en we krijgen via de mail direct veel toeristische info. De volgende morgen liggen er verse broodjes in de kuip.
Maar na aankomst fietsen we eerst maar eens langs de Taag richting Lissabon. En ja, we bereiken de Torre de Belém en het monument dat herinnert aan de tijd van de ontdekkingsreizen (met o.a. Vasco da Gama). Nog wat verder langs de vele dokken, en dan weer terug. 
 Sintra, boven in de heuvels ten noorden van Cascais, is werelderfgoed. Het is een stadje, op een heuvel gelegen, vol paleizen, landhuizen, kastelen, parken en wilde tuinen. We gaan er per bus naar toe, maar worden een stuk van Sintra Vila afgezet. Het hoogste paleis, het paleis de Pena, torent gigantisch hoog boven ons uit. We gaan lopen, maar komen er niet echt uit welke kant we nu op moeten. Uiteindelijk laten we ons door één van de vele tuktuk's die hier rondrijden. bij genoemd paleis afzetten. Door het park er naar toe. Het is sprookjesachtig, maar er staat een rij van een uur voor de bezichtiging. Verder naar het Cruz Alta, en het Moorse kasteel. En dan vinden we toch nog de route naar Sintra Vila, waar o.a. het Palacio Nacional de Sintra staat. 
 Vanuit Oeiras bezoeken we uiteraard nog een aantal keren Lissabon. Een wandeling door Alfama, en langs mooie kerken en miradouros. Over het Praça do Comércio, en door Baixa. Het is er druk natuurlijk, maar erg leuk. Tot slot nog een bezoek aan het schitterende Mosteiro dos Jerónimos. 

 
 Wordt vervolgd.


dinsdag 4 juni 2019

De Portugese Noord

Tijdens de zomermaanden staat langs de kust van Portugal vaak de Portugese Noord. In Leixões (spreek uit "layshoinsh'') waait die dagen achter elkaar loeihard. De wind giert door de haven, en er is een enorm temperatuurverschil tussen de stad, of meer in het algemeen het binnenland, en de kust. Wel al die tijd strakblauwe luchten. Genoeg tijd dus om de omgeving uitgebreid te verkennen. Naast -uiteraard - Porto is vooral de kust richting noorden leuk.
 De San Francisco kerk is van binnen een en al goud: gestolen uit Brazilie in de slaventijd. Walgelijk eigenlijk.


Uiteindelijk kunnen we op woensdag verder. 67 mijl te gaan, dus we vertrekken om 5.30 uur. Na zo'n 11,5 uur zijn we in Figueira da Foz. Onderweg toch weer zwarte walm uit de motor. Onze Willie Wortel aan boord vindt na enig zoeken de oorzaak: een lek in de uitlaat heeft het luchtfilter verstopt, waardoor de motor bij hogere toeren niet voldoende lucht kreeg en er geen volledige verbranding meer was. Luchtfilter eruit, en een paar dagen later vervangen door een zelfgemaakt exemplaar.
Figueira da Foz is vooral een vrij bekende badplaats. Enorm lange, en vooral brede standen. Het oude gedeelte met smalle straatjes en een aantal markante gebouwen is best leuk. Op Hemelvaart - dat hier in het zeer katholieke Portugal niet gevierd wordt trouwens - is het heet, zo'n graadje of 32. Desondanks verkennen we de omgeving en komen we uit bij de oude vuurtoren op Cabo Mondego.
Vrijdags is het lekkerder. Eerst bezoeken we Casa de Paço, waar we een privé rondleiding krijgen langs de 7000 Nederlandse tegeltjes uit begin 18e eeuw die er de muren bekleden. Erop landschappen, ridders, enkele belangrijke historische figuren en bijbelse taferelen. Blijken van een Nederlands schip te komen dat ooit zware stormschade opliep en ze ruilde voor reparatie van het schip. Zo gaat één van de verhalen althans.


Aan de overkant van de rio Mondego zijn zoutpannen. Van de 2000 die vroeger in gebruik waren zijn er nu nog zo'n 20 over. Dat - en nog veel meer - vertelt ons Pedro, die bezig is de zoutpannen schoon te maken voor de zomerproductie. Zwaar werk!! Bij zijn Venezolaanse vrouw kopen we een zakje zeezout, en een zakje "flor de sel". Dat is het vel dat bovenop het water drijft, dus het zout dat het eerst kristalliseert. Verder fietsend zien we hele grappige zwart-witte vogels met enorm lange oranje poten, en een grote rechte snavel. Het blijken steltkluten te zijn. In Nederland tamelijk zeldzaam. En dan spotten we enorme groepen flamingo's. Geweldig!!
 We zijn inmiddels via Peniche in Cascais aangekomen, maar daarover later meer.