donderdag 31 juli 2014

Richting Noord-Ierland

Waren we zaterdag nat geworden tijdens het wandelen, zondag werden we nog veel natter, met name bij het aanleggen in Campbeltown, op Kintyre. Harde wind en stortregen bij het invaren van de baai. De havenmeester ving ons nog net op, maar bleef verder maar niet te lang op de steiger. Gelijk had ie. Onder dit soort omstandigheden bewijst zich wel het nut van onze buiskap: je hangt het natte spul er onder, en het waait zo weer droog.

Maandag was tot onze verrassing een prachtige dag. Dwars over Kintyre naar het zuiden (Southend) gefietst waar veel te beleven was: de kapel van St. Columba, grotten, voetafdrukken uit de tijd van de Schotse koningen, maar vooral ook fantastisch uitzicht op de kust van Noord-Ierland, op het eiland Sanda, en op Ailsa Craig, een typische rotsformatie die de toegang tot de Clyde markeert. En ook nog een kolonie zeehonden op het strand. Terug besloten we de kustweg te nemen: iets langer en heuvelachtiger volgens een jonge Schotse, "but much prettier". Niets hiervan was gelogen: de fiets bevond zich geregeld naast, en niet onder ons, maar het was alleszins de moeite waard.


In Campbeltown lagen drie boten naast ons waarop stond "Les pèlerins de la mer". Het bleken jonge Fransen die truien droegen met het opschrift "Vivre la mer autrement". En onder hen een aantal habijt en priesterboord dragende figuren. Nader onderzoek leerde dat het om een jongerenorganisatie gaat die zich gevormd heeft na een oproep van Paus Johannes II (in 1989) aan alle jongeren om naar St Jean de Compostelle te komen, en de apostelen van de toekomst te worden. Dat jaar gaan zo'n 20 schepen zeilend vanuit Frankrijk naar Compostella. Aan boord ook een broeder van de congregatie van St Jean. En zo is het gekomen. Sinds 1991 worden er "pèlerinages maritimes" georganiseerd o.a. naar plaatsen waar verschillende heiligen het evangelie gebracht hebben. In dit geval ging het om St. Egbert die op Iona en Islay Keltische monniken had overgehaald zich aan te sluiten bij het Romeinse kerkgebruik. De zee wordt daarbij gezien als een plek waar je de zekerheid van de haven achter je laat, waar je teruggeworpen wordt op jezelf, en de rijkdom die anderen te bieden hebben leert ontdekken. Als dat bij ons ook zo werkt komen we dus gelouterd terug :-).

In elk geval hesen we woensdag weer de zeilen om naar Stranraer, in Loch Ryan te varen, zo'n 40 mijl zuidoostwaarts. De westenwind woei zo'n 5 Beaufort, maar kwam over de heuvels van Kintyre zetten, wat zogenaamde "squalls" oplevert. Dat zijn in dit geval heftige valwinden, die de windsnelheid plotseling sterk verhogen. Maar flink gereefd ging het prima, en we hadden natuurlijk wel een lekker gangetje. Op open zee was de wind veel stabieler, maar kregen we voor het eerst weer te maken met echte golven. Twee maanden nauwelijks gezien! Tot zo ver het zeilpraatje.

We liggen nu zo ongeveer tegenover Belfast Lough, in Noord-Ierland. Het idee is om begin volgende week het North Channel over te steken. Dan gaan we maar eens kijken in Bangor, onze beoogde ligplaats voor de winter, en in Belfast. Daar is begonnen met de aanleg van een nieuwe marina. Zo lang die niet helemaal klaar is kun je er nog aardig voordelig liggen, en dat midden in de stad. Lijkt ons wel leuk!

zaterdag 26 juli 2014

Eilandbelevenissen

Vanuit Rhu hadden we een leuk zeiltochtje naar Great Cumbrae. Onderweg richting Greenock kom je wel een wrak van een grote boot tegen: de onderkant steekt een heel stuk boven water uit. Een naar gezicht, zoiets. En in dat gebied vaart een enorm aantal ferries rond, dus is het oppassen geblazen.
Great Cumbrae waren we in no time rond gefietst, en daarna ook nog eventjes dwars er over heen (en dat was helemaal niet vlak), want we hadden die dag naar onze mening nog niet genoeg gedaan ;-). Ook niet-wielrenners zie je hier trouwens, meestal op gehuurde fietsen. In de baai van Millport lig je leuk, en het stadje zelf is druk en gezellig, maar verder is het eiland niet spectaculair. Wel vind je er de Cathedral of the Isles, de kleinste kathedraal van de hele UK.

Van Great Cumbrae zeilden we naar Lamlash op Arran. Arran wordt wel Schotland in het klein genoemd, omdat het alle Schotse landschappen in zich verenigt: het zuiden is lieflijker met akkers en weilanden, het noorden veel ruiger. Overal stranden, en zelfs echte zandstrandjes.
Lamlash zelf ligt in een prachtige baai, achter het Holy Isle (een spiritueel, Boedhistisch centrum), en is een leuk stadje. Het weer was schitterend, dus alle reden om hier een paar dagen te blijven. Alleen dachten we daar na één nachtje slapen (of beter: niet slapen) anders over. Bij oostenwind is de baai gevoelig voor swell, oftewel deining, zo staat in de pilot. En oostenwind hadden we 's nachts, al stelde de windkracht helemaal niets voor. Ongelooflijk hoe we op en neer gingen aan onze meerboei. Dus besloten we de volgende morgen acuut om alsnog naar Lochranza te zeilen, aan de noord-west kant van Arran. En daar hebben we geen spijt van!! Schitterende baai met uitzicht op Lochranza Castle, omgeven door groene heuvels en in de verte de ruige, gekartelde toppen van de hogere bergen (Goatfell is de hoogste, zo'n 970 meter). Zeehonden op de stranden, dolfijnen in het water en prachtige herten ("red deer") met enorme geweien.
Er komen hier veel fietsers (wielrenners wel te verstaan), die een rondje zuid- of noord-Arran komen doen. In die rondjes zitten wel akelige klimmetjes van zo'n 10 procent (en meer). Toch gingen we gisteren op pad (nadat Lei eerst de fietsjes per bijboot aan land had gebracht), langs de kust naar het zuiden. Behalve een klim van 17%, en een aantal flinke hobbels, wel te doen. Al fietsend zie je geen mens, behalve die wielrenners dan, die je allemaal groeten c.q. aanspreken, want ondanks onze kleine bromptonnetjes ben je wel één van hun. Eén fietste een stukje met ons op: het valt ons op hoe graag en makkelijk mensen hier een praatje komen maken. Wat we van Arran vonden? Ja, schitterend dus. Vele malen mooier dan Great Cumbrae.


Op de foto de "Twelve Apostels of Catacol", een uniform rijtje huizen, in 1863 door de Duke of Hamilton gebouwd voor families die elders van het eiland verdreven waren om plaats te maken voor schapen. Eén van de beruchte "clearances".


Vandaag is het weer omgeslagen, en regent het flink. We gingen toch met de fiets op pad, eerst met het idee om naar de oostkust (Brodick) te fietsen over zo'n hele hoge bult heen. Dat idee werd al snel verlaten, en ingeruild voor het idee om een stukje van de Arran Coastal Way (een lange afstands(wandel)pad) te fietsen. Maar al gauw bleek dat het pad dat er naar toe leidde toch echt een wandelpad was. Fietsen laten staan, en de benenwagen genomen. Heel mooi over de richel heen naar de kust, prachtige uitzichten (enigszins vertroebeld door de regen) op alle omringende eilanden, en toen over de Coastal Way terug. Pas na terugkeer las ik ergens dat de Arran Coastal Way hier en daar "very challenging" is. Nou, dat was ie. Door nat moerasland, over smalle paadjes en vooral over erg lastige rotspartijen. Het was echt "hiken". Onderweg kwamen we een Italiaans stel tegen met mountainbikes, dat zich ook vergist had in de op de kaart zeer eenvoudig en vlak ogende route. Urenlang hebben die de fiets in de stromende regen over dat rotsachtige pad moeten dragen. Bijna niet te doen. We hebben ze enige geestelijke bijstand verleend, praktische bijstand sloegen ze af. En ze hebben het net als wij gehaald. Afijn, net als gisteren hebben we onze dagelijkse portie lichaamsbeweging weer gehad.

zaterdag 19 juli 2014

Van natuur naar stad

Waren Rothesay en Bute naar ons gevoel al behoorlijk bebouwd, de oostkust van de Firth of Clyde is dat zeker. We liggen op dit moment in Rhu, zo'n 2 mijl van Helensburgh, dat je toch wel een stadje mag noemen. Een dag flink gefietst naar Dumbarton, de vroegere hoofdstad van dit gebied, waar vroeger veel scheepsbouwactiviteit was. Zoals op de scheepswerf van de gebroeders Denny, waar o.a. de Cutty Sark is gebouwd. In het maritiem museum staat de "Denny experimental tank", de eerste watertank ter wereld waar scheepsrompen, scheepsschroeven e.d. werden getest. Interessant museum!
Vanuit Dumbarton naar Balloch, gelegen aan Loch Lomond, een groot en populair binnenmeer. Heel mooi. In de verte Ben Lomond, een zogenaamde Munro. Dat is een Schotse berg van minstens 3000 feet (zo'n 914 m.).
Terug fietsend naar "huis" kwamen we langs het Hill House, en namen daar buiten een kijkje. Te laat om naar binnen te gaan, maar aan de buitenkant ook heel bijzonder, en met een typisch Engelse tuin er om heen. Zie verder hieronder.


Gisteren met de trein naar Glasgow geweest, zo'n 25 mijl verderop aan de Clyde. Volgende week starten daar de Commonwealth Games. Glasgow is een behoorlijk imposante stad, met veel grote gebouwen van rond de eeuwwisseling. En een kathedraal uit de 12e eeuw. De enige in Schotland die de reformatie ongeschonden is doorgekomen. Buiten niet heel indrukwekkend, binnen wel.
Veel gebouwen in Glasgow zijn van de Schotse architect Charles Rennie Mackintosh. Zoals de Glasgow School of Art (pas in het nieuws vanwege de brand die er gewoed heeft, dus op dit moment helaas niet toegankelijk), de Kelvingrove Art Gallery en het Lighthouse. Ooit is dat laatste gebouwd voor de Glasgow Herald Tribune, nu is het een architectuur museum. De gebouwen van Mackintosh zijn heel erg Amsterdamse school-achtig, met veel Art Nouveau versieringen.

En het hierboven genoemde Hill House (1902-1904 gebouwd) is een van de weinige door hem ontworpen woonhuizen (voor de uitgever Walter Blackie). Bijna het hele interieur is eveneens van zijn hand. Zijn vrouw was verantwoordelijk voor stoffen, kleden, gordijnen en dergelijke.
Vandaag was er een "yellow weather alert" ("torrential downpours are possible with frequent lightning, large hail and locally strong gusts. Significant flooding is possible too."), dus een goede dag om het Hill House van binnen te gaan bekijken. Met de fiets, dat wel, dus we werden een beetje nat (;-. Maar het was alleszins de moeite waard. Vooral de woonkamer was schitterend qua sfeer. Heel licht, alles op elkaar afgestemd en met uitzicht op de tuin en vroeger de zee (nu staat er een huis tussen).

Nog een dagje hier de omgeving verkennen, en dan door naar Millport op Great Cumbrae, een klein, iets zuidelijker gelegen eiland. Heel plat, dus wordt aanbevolen aan iedereen die van fietsen houdt! En ook weer terug naar de natuur.

maandag 14 juli 2014

Kintyre en Bute

Kintyre wordt wel het enige Schotse vasteland-eiland genoemd. Waarom? Omdat koning Magnus Barefoot in 1098 een verbond sloot met de "Scotti" waarin werd vastgelegd dat al het land waar hij omheen kon zeilen van hem zou zijn. Nu is er tussen East en West Loch Tarbert maar een heel smal stukje land.
De koning zeilde dus rond Kintyre en liet zich, staande achter het roer, door zijn volgelingen over die landengte slepen. Heel het "eiland" Kintyre was nu van hem! Vandaar! Op de fiets hebben we dat stuk ook overbrugd, en zijn we gaan kijken hoe het er aan de westkant van Kintyre uitziet. Al fietsend kom je steeds de meest fantastische landhuizen, mooi gelegen stukken land en leuke cottages tegen waarvan er een flink aantal te koop staat. Kopen dan maar?
Over het hele "eiland" loopt de Kintyre way. Wandelend over het eerste traject heb je een prachtig uitzicht (de brochures hebben het altijd over "stunning views") op Arran, een nogal bultig eiland dat we ook nog gaan aandoen, en op Loch Fyne. Overal kom je weer turf tegen, en moerasachtige grond met daarin miniatuurlandschapjes. Veel roze kwarts, en stenen met een blauwe, groene of gouden schittering.
Vanuit Tarbert hebben we weer eens flink gezeild (voor de kenners: aan de wind 8 knopen), eerst zuidoostwaarts, daarna noordwaarts naar Rothesay op het eiland Bute. Een in de 19e eeuw populaire badplaats, nu enigszins vervallen, met een zeer Victoriaans uiterlijk. Trekpleister van het eiland is Mount Stuart, een eveneens Victoriaans landhuis dat de 3e markies van Bute heeft laten bouwen. Dat was een alleskunner (architect, astroloog, sprak 21 talen) met een rijke verbeelding.

Vooral binnen is het huis dan ook zeer indrukwekkend: Italiaans marmer, prachtig houtwerk, wandtapijten, glas-in-loodramen, maar ook overal stromend water en centrale verwarming! Wel met de bus er naar toe geweest, en niet met de fiets, want er kwam nogal wat water naar beneden.

donderdag 10 juli 2014

(Voor)buren

Buren, je hebt ze in alle soorten en maten, ook als het gaat om zeilburen. Bij aankomst in Tarbert gisteren werd ons gezegd af te meren aan het bezoekersponton. Achter ons een bordje "reserved", dus we schoven zo veel mogelijk naar voren op. Boot keurig afgemeerd, een spring voor en achter, zodat de boot niet naar voren of naar achteren kan bewegen, klaar. Minstens 1,5 meter tussen ons en het schip ervoor. Maar ik had Lei al gewaarschuwd toen ik de boot zag: NIET TE DICHT BIJ, DAAR HOUDT DEZE MENEER VAST NIET VAN. Het was namelijk een glanzend zwart geval ("Black Pearl" geheten), met tig stootwillen aan alle kanten, blinkend rvs, zwarte dekzeilen, een prachtig teak dek enz. Maar op dat moment niemand aan boord. Afijn, we gaan wandelen. Bij terugkomst zie ik uit de verte iemand op onze boot. Blijkt een medewerker van de haven, opgetrommeld door de voorbuurman. Boot moest naar achteren! Uiteindelijk ligt ie zo ongeveer even ver af, maar goed, hij heeft zijn zin. Even later wordt Lei door dezelfde buurman opgeroepen: onze voorlijn loopt over zijn achterlijn, en daar houdt ie niet van. Je wilt geen ruzie, dus vooruit. De volgende morgen: moeder en zoon stappen uit de kajuit, werkhandschoenen aan, flacons poetsspul in de hand. Tot de plastic lijntjes tussen de zeereling wordt er gepoetst. Pa oreert ondertussen met iedereen op de steiger die die te pakken kan krijgen, en doet helemaal niets. Iedere middag wordt er iets ondernomen op plekken waar je ook met de boot kunt komen, maar dan met de auto. Het Crinan-kanaal op gaat ie natuurlijk nooit: daar krijg je gegarandeerd een schram of buts, vieze stootwillen en een modderig dek.

Zo heel anders de voorbuurmannen op dat Crinan-kanaal. Halverwege willen we de nacht doorbrengen. We worden verwezen naar een (te) kleine steiger waar al een boot aan ligt, en kunnen eigenlijk de achterlijn nergens vastmaken. Met wind en stroom uit de sluis op de kont schieten we iets te ver door, en "krak" zegt de vlaggenstok van het schip voor ons. Niemand aan boord, maar we melden ons als de heren verschijnen. De kapitein is geenszins geschokt: hij draait er wel iets om heen. Even later wappert de vlag weer aan een ingekorte stok.

Op de laatste dag in het kanaal willen we afmeren in het bassin van Ardrisaigh. Op het beoogde plekje moet de Kristoffel net passen, maar dan ook net. Lei draait in, en het scheelt een haar of hij vaart tegen de buitenboordmotor van het schip dat er al ligt aan. De voorbuurman zit er vlakbij, verblikt of verbloost niet. Goh, ik zag jullie niet aankomen, zegt ie, en begint een gezellig praatje.

Het moet gezegd, het eerste type buurman is meer uitzondering dan regel. Gelukkig maar!!!

maandag 7 juli 2014

Schots wandelen en meer

Naast fietsen doen we ook veel aan wandelen. Alleen is wandelen vaak niet de goede benaming voor wat we doen. Het is vaak struinen door tamelijk ongeciviliseerd terrein, vooral omdat het hier met de routemarkeringen een beetje behelpen is. Of ze zijn er helemaal niet, en je moet maar zien hoe je je weg vindt langs een op de kaart staand stippellijntje, of er staat een prachtig (weliswaar een beetje oud en verveloos) bord met blauwe, groene of rode routes, maar na 1 of 2 paaltjes of pijltjes is er niets meer, of er staan prachtige pijlen die aangeven waar je naar toe zou moeten, alleen op het moment suprême houden ze op. De omringende bergen zijn weliswaar niet superhoog, het terrein is toch ruig. We hebben ons dus vaak een weg moeten zoeken over zeer hobbelige koeiepaadjes, door velden met varens, langs steile heuvels naar beneden, over hekken en muren enz. Na afloop van zo'n tocht sta je dan soms op het terrein van een koeienboer (met wie we een leuk praatje maakten en die alles wist van het Nederlands elftal) of in de tuin van een luxe landhuis. Maar daar kijkt niemand van op. Al struinend zie je natuurlijk van alles aan moois: velden vol orchideeën, uitbundig bloeiende rotsplantjes, heel bijzondere mosjes, opvliegende fazanten, en - het mooist van al - 2 prachtige, grote reeën die vlak voor onze neus door een vallei sprongen. Wat trouwens opvalt aan de vegetatie hier is dat ie ontzettend tropisch aan doet. Je komt hier gewoon bamboe, palmbomen en eucalyptus tegen, om maar wat te noemen.

Inmiddels zitten (of beter liggen) we op het Crinan-kanaal. Dat gaat dwars door het Kintyre schiereiland, van Crinan naar Ardrisaigh, en komt uit in de Firth of Clyde. Dit kanaal is totaal anders dan het Caledonisch kanaal. Dat zegt de mevrouw van het kanaal-office maar meteen als we onze licentie komen kopen. Supersmal, kleine sluizen en bovenal: behalve de 2 zeesluizen zelfbediening.
Met zijn tweeën is het hard werken, al zijn er meestal mensen van andere boten die komen helpen. Maar je moet dus de sluis zelf d.m.v. enorme bomen dicht duwen. Zien dat je afgemeerd komt in de sluis, met één man aan de kant. De schuiven openzetten zodat het water naar binnen of naar buiten stroomt, en de sluizen weer dichtduwen. Na 9 sluizen van dit type ben je behoorlijk afgedraaid.
Halverwege het kanaal bevind je je in de Kilmartin Glen, waar enorm veel aan archeologisch interessante zaken te vinden is. Een groot aantal cairns (grafheuvels, een soort hunebedden), standing stones, en zogenaamde cup and ring marked rocks (rotsen met abstracte graveringen die met name uit holtes en ringen er omheen bestaan), dat alles daterend van zo'n 5000-3000 jaar voor onze jaartelling. Maar ook Dunadd, een fort bij de rivier de Add, waar de eerste Schotse koningen (dat waren trouwens Ierse
kolonisten) hun zetel hadden (ergens tussen de 6e en 8e eeuw na Christus). Daar vind je ook de inwijdingssteen met daarin o.a. een voetafdruk. In het Kilmartin House Museum werd veel van dit archeologisch materiaal opgeslagen en gedocumenteerd. En dan heb je hier ook nog het Mòine Mhòr, the Great Moss, een 5000 jaar oud veengebied. We zijn maar een dagje blijven liggen om dit alles te aanschouwen.

woensdag 2 juli 2014

Naar het zuiden.

Zaterdag vanuit Tobermory door de Sound of Mull weer terug naar Oban. Vreemd genoeg ligt Oban marina niet in Oban, maar op het tegenover gelegen eiland Kerrera. Met een watertaxi wordt je gratis naar de stad vervoerd. Nou ja, stad! Oban doet best stads aan, maar is in wezen heel klein. Voor ons idee dan. Maar ben je eenmaal noordelijker geweest, dan besef je dat het voor hier een redelijk grote nederzetting is, net als Fort William, dat ook niet heel veel voorstelt. Over relativiteit gesproken!!

Vanuit Oban de weg naar het zuiden ingeslagen. Daar stonden ons twee "tidal gates" (weet niet wat dat in het Nederlands is) te wachten, de Sound of Luing en de Dorus Mor. Het blijft een raar fenomeen. Van het ene op het andere moment bevind je je in enorm onrustig water, met "eddies" (soort van draaikolken), maalstromen, staande golfjes enz. Soms wordt de boot in één keer helemaal weggezet. Wel krijg je een zetje in de rug van (op dat moment) 5 knopen boven op de bootsnelheid van 5 knopen. De Gulf of Corryvreckan is net zo iets, maar dan veel erger. Plezierboten wordt aangeraden daar maar helemaal weg te blijven omdat daar een staande golf ontstaat van tussen de 4 en de 8 meter. Van hier uit kun je er met een snelle boot naar toe om het fenomeen te aanschouwen.

Uiteindelijk rustig Loch Craignish op, een loch in het vasteland. Daar liggen we nu geankerd op een stuk water dat ze "The Lagoon" noemen. Prachtig, zeker omdat het de laatste dagen heel goed weer was. Gefietst naar Craobh, een haven aan de andere kant van dit schiereiland, en naar het zuidelijkste puntje hier, waar je een geweldig zicht had op alle eilanden die hier om heen liggen. Ook nog een bezoek gebracht aan de "sculptured stones", gebeeldhouwde grafstenen uit de 16e eeuw.

Inmiddels is het mooie weer voorlopig op. Veel wind en regen, maar toch gefietst en gewandeld. Bij terugkeer moesten we uiteraard weer met de bijboot terug. Loch Craignish was nu door de aanwakkerende wind wat minder rustig (-;. Stuiterend op de golven werden we nog natter dan we al waren, maar nu was het water zout.
Maar de boot lag er nog, dus we zijn voorlopig geslaagd voor het ankeren bij harde wind. Zullen hier nog wel 2 dagen liggen gezien de vooruitzichten. Maar beter hier dan in de jachthaven verderop, financieel gesproken dan. Kunnen we wat pintjes voor kopen in de plaatselijke pub ;-).